Een kleinhandelsvisie voor Brugge
Brugge heeft nood aan een kleinhandelsvisie en een integraal handelsvestigingsbeleidsplan.
Een visie die wordt best bekend gemaakt. Wie onderneemt, vraagt rechtszekerheid.
Het huidige stadsbestuur heeft geen visie op kleinhandel. De grote winkelcentra (B-park, V markt, …) zijn ontwikkelingen die gedateerd zijn. De planning daarvan dateert van 20 jaar geleden, de realisatie volgde omdat er ruimte voor vrijgemaakt werd conform de bestemming. De planning was het werk van schepen Van den Bilcke die er een BPA voor heeft opgemaakt.
Vandaag staan we 20 jaar verder. We willen minder ruimtebeslag. Steden moeten vandaag concurreren met het internet. Wie lang werkt, niet graag gaat winkelen, de verplaatsing niet wil doen, niet in de file wil staan of geen parkeergeld wil betalen, heeft de mogelijkheid online te shoppen.
De winkelstad van de toekomst, dient dan ook obstakels naar het winkelen weg te werken.
De stadsbezoeker die komt shoppen wil in de eerste plaats een beleving. Een leuke dag.
In Brugge is er veel werk aan de winkel.
– Brugge moet bereikbaar zijn
– Bruge moet toeganklijk zijn voor elke gebruiker (stapper, busgebruiker, fietser en autogebruiker)
– Brugge moet ruimte maken voor ondergronds parkeren, randparkings en shuttlebusjes
– Brugge moet aantrekkelijk parkeerplan opmaken en shop and go zones realiseren
– Brugge moet een goed evenementenplan opmaken die de bereikbaarheid niet dwarsboomt
– Brugge moet goed communiceren, ook via moderne manieren
– Brugge heeft nood aan een goed busplan en betaalbare bustarieven
Er is veel werk aan de winkel in Brugge, inzonderheid ook aan het winkelbeleid.
De voorbije vijf jaar zijn volgende zaken gebeurd :
– Bestelling van een winkel-en horecaplan aan een extern bureau maar de stadsbestuur keurde ze niet goed
– Een premie voor een pop –up initiatief
– Een premie ter bestrijding van leegstand
– Geen bussen meer door de Geldmuntstraat
– Autovrije winkelstraat op zaterdagnamiddag
– Invoering van een duur bovengronds parkeerplan voor de bezoeker van de binnenstad ten voordele van de inwoner van de binnenstad maar zonder alternatief voor de bezoeker zelf (tekort aan parkeerplaatsen)
Het stadsbestuur bleef in gebreke (hoewel er geld was vrijgemaakt in 2013 voor RUP’s voor de binnenstad) door :
– Een ad hoc vergunningenbeleid niet gebaseerd op een beleid noch op een planningsinstrument met nutteloze processen tot gevolg (Mc Donalds in de Steenstraat) en de komst van de kruidvat op de markt
– Geen opvolging van de functies in de stad sedert 2011 (vroeger om de vijf jaar in kaart gebracht)
– Geen afstemming tussen winkel- en horecabeleid, planning en vergunningenbeleid
– Geen goedgekeurd horeca-en winkelplan, geen kleinhandelsvisie maar politique politicienne over een Kruidvat, Sissy Boy of Mc Donalds
Als Open Vld hebben wij in het verleden reeds aangekaart dat er een kleinhandelsvisie nodig was die ruimtelijk vertaald diende te worden na een analyse en evaluatie van het gevoerde beleid.
Sedert 1 mei 2017 heeft de Vlaamse regering nu ook instrumenten aan lokale besturen. Sedert 2015 zijn er ook tien categoriën van functiewijzigingen. Hierdoor zijn er nu ook vergunningen nodig voor functiewijzingen binnen dezelfde categorie (detailhandel, dancing, café, restaurant, kantoor, dienstverlening en vrije beroepen).
Brugge staat vandaag nog nergens.
Er is een visie nodig die een antwoord biedt op diverse problematieken :
- Wij zien dat er in de binnenstad steeds minder bakkers, slagers, bloemisten, viswinkels … en vrije beroepers zijn. Een leefbare stad heeft nood aan woonondersteunende functies. Waar dicht op elkaar wordt gewoond, zijn ook winkels nodig.
- De kernwinkelstraten (tussen de Markt – Zand) kennen weinig leegstand in vergelijking met andere steden. Grote trekkers zoals H&M, Zara, Massimo Dutti zijn aanwezig naast andere merkboetieks (Essentiel, Superdry, Xandres, River Woods, Van Bommel, ….). Er is wel wat leegstand op de B locaties in de winkelstraten (vaak te ver van het centrum richting ring en te lange linten).
- Dat grote ketens geen verplichting worden boven winkels wordt opgelegd en bij kleinere panden werd net moeilijker gedaan om een activiteit op het verdiep mogelijk te maken. Met dit gegeven werkte men ook tijdelijke winkels in de hand met minder kwalitatief koopwaar.Grote merken hebben een zeker volume nodig om de investering en huur te kunnen opbrengen. De zorg van wonen boven winkels staat soms investeringen in de weg. Dit moet bekeken worden en geëvalueerd worden.
- McDonalds vestigde zich in een mooi monument. Populistische stemmen gingen op dat dit niet kon. Als liberaal verzette ik me tegen deze manier van politiek voeren en vergunnen om volgende redenen :
– Er is niets mis met een McDonalds, mits ze zich aan de reclame wetgeving houden (wat ze momenteel ook doen).
– De overheid kan niet bepalen wat je verkoopt in een winkel die je huurt (dat zou een communistisch systeem zijn). Want stel dat je product niet meer zou verkopen (zoals kant) en je wil overschakelen naar iets anders, wat dan? De overheid is geen businessmanager. De schepen of burgemeester kan niet bepalen welk product je al dan niet moet verkopen.
– McDonalds onderhandelde 2 jaar met de strenge dienst monumentenzorg om van een bankgebouw een McDonalds te maken. In Brugge hebben we alvast de mooiste McDonalds van het land. We hebben toch ook een Quick op onze mooie markt?
– De stad procedeerde met centen van de Bruggeling bij de deputatie en raad van vergunningenbetwistingen. Ze verloren vervolgens alle processen…
5) Een bestemmingswijziging in een winkelstraat van bierwinkel naar bierproeverij met tapas werd geweigerd op grond van een niet gecommuniceerde beleidsbeslissing waarbij voortaan in elke straat 30 procent horeca mag zijn? Een investeerder moet dus eerst gaan tellen in een straat hoeveel winkels en horecazaken in de straat zijn?
Wat als eentje stopt of failliet gaat? Hoe weet je als iemand gaat omschakelen als je in de straat loopt? Wanneer komt er een ruimtelijke vertaling? En op wat is die dertig procent eigenlijk gebaseerd?
Een handelsvestigingsbeleid kan geen betrekking op horeca hebben. Horeca is dienstverlening.
“In een rechtstaat moet je je ook kunnen verdedigen tegen een onverschillige overheid zonder visie die ad hoc ja of nee zegt, zoals keizer Nero” (Mercedes Van Volcem om de Brugse Gemeenteraad)
- De coordinatie van de werken was nefast voor de bereikbaarheid van de winkelstraten.
- De Ezelstraat kent een revival, de Langestraat kende dit ook maar beide straten zijn te lang om over de gehele lengte succesvol te kunnen zijn. Zowel het eerste stuk van de Langestraat als Ezelstraat staan vaak leeg. Dat is geen mooie intrede. Een onderzoek dringt zich op om na te gaan of deze eerste stukken dan niet beter gemengd kunnen zijn (wonen, winkel, kantoor … ).
- Vandaag zijn heel wat winkels ook deels horeca. Een kledingzaak verkoopt bvb. ook wijn en koffie. Conceptstores zijn in. Ze vertrekken van een concept en verkopen alles wat in het concept past. Dus de scheiding horeca en winkel wordt vager. Hoe zal de stad daarmee omgaan?
- Door de vele toeristen worden de handelshuren in de bestaande kernstraten steeds duurder. Uit diverse studies blijkt dat huurgelden de laatste 20 jaar verdrievoudigden. De ketens willen allemaal in de drukke Steenstraat zich positioneren en zo worden kleinere boetieks verdreven. Heel wat zaken hebben een proces hangen bij de vrederechter voor verhoging van de handelshuur. De vrije markt van vraag en aanbod speelt, daarom is het belangrijk om het winkelaanbod ook te diversifiëren en op bepaalde locaties uit te breiden
- Nieuwe initatieven en starters dienen aangemoedigd te worden. Er moeten ook starterszones komen of een groot pand waar starters ook tijdelijk terecht kunnen (handmade – republiek).
- Iedereen die een zaak start, begint vaak waar hij woont, waarom mag dat dan niet in de Brugse binnenstad, als het gekoppeld wordt aan bewoning, hand made producten of bvb max 100 m 2. De vraag blijft is dus “Waarom mogen sommigen wel en anderen niet?”
Het Genthof is een leuke straat geworden waar kunstenaars, interieur- en designzaken evenals galeriën gecombineerd worden met wonen op het verdiep. Een goed voorbeeld.
- Welk pop-up beleid wordt er heden gevoerd? Wat met tijdelijke vergunningen tot 180 dagen? Vandaag kan iedereen in de binnenstad 4 X 30 dagen tijdelijk afwijken van de bestemming.
- Men kan geen bestemming verbieden die toegelaten is in het gewestplan. In casu is de gehele binnenstad rode zone, wat betekent dat je steeds handel en kantoor kan doen. Want handel kan in woongebied, kantoor, alsook horeca. Hoe zal de stad dit aanpakken? Via winkelarme zones in verordeningen, verbod op winkelen? Wat met tijdelijk gebruik gedurende 90 dagen?
- Hoever staat het met het pleinenplan? Waar zijn er rustpunten, waar kan er horeca of gedeeltelijk horeca plaatsvinden en waar kunnen er winkeltjes op de pleinen komen? Welke pleinen blijven voorzien van parkeerplaatsen en waar maakt men een kwalitatief plein en voorziet men oplossingen voor verdwenen parkeerplaatsen?
- Is er plaats voor een negenstraatjes zone zoals in Amsterdam of laat men het spontaan ontstaan? Zoals de Rosier in Antwerpen? In Gent is het winkelcentrum ook enorm gegroeid in vergelijking met vroeger. Brugge mag toch niet blijven stilstaan? In Brugge lijkt het wel of het stadsbestuur bang is van groei. Geen enkele reden om bang te zijn als er een visie is en men consequent is!
Wat niet is kan nog komen
De Brugse binnenstad telt 20.000 inwoners en 7 miljoen bezoekers. Het wonen wordt bewaakt door een vakantiewoningenstop en een hotelstop. Bovendien werden vele activiteiten geconcentreerd in de gouden driehoek. Er werd de laatste decennia geinvesteerd in groen. Een open ruimtebeleidsplan werd door mij, als schepen, opgemaakt en er werd ingezet op wegwerken van leegstand (Gouden Boom, Casselberg, leegstaande school Gentweg, …)
Het stadsbestuur voorziet uitbreiding van dynamiek door bouw van een beursgebouw, de bouw of uitbreiding van een museum op eind van de Eeckhoutstraat. In het verleden werd door de creatie van het frietmuseum en het chocolademuseum (grootste aantal bezoekers) buiten de goeden driehoek nieuwe dynamieken gecreëerd.
De stad laat nieuwe scholen toe in de binnenstad in bestaande gebouwen en maakt van oude schoolgebouwen vaak woongelegenheden of een museum. Bij grote gebouwen is vaak de dynamiek en initiatief van het moment bepalend.
Nieuwe dynamieken op nieuwe plaatsen creëeren ook nieuwe vraag naar winkels en horeca. Er wordt ook in het openbaar domein (Zand) geinvesteerd.
Zowel het beursgebouw als de bouw van een nieuw museum waren geen voorwerp van een stedenbouwkundige studie maar op grond van opportuniteit. Dit moet ook kunnen gelden voor het individu.
Als onze kinderen dromen hebben om een zaak te starten, moet dit kunnen in de stad Brugge. Weinig jongeren willen meteen een handelshuur afsluiten. Vaak combineren ze het ook met een part-time job om tijdelijk nog vast in de Sint-Clarastraat een shop hebben en een andere starter niet aan de slag in een andere straat?
De stad moet antwoorden bieden. Gelijke regels voor iedereen en niet op basis van een partijkaart. Wie nu goed staat bij een schepen mag iets, wie anders kleurt mag niets.
We moeten naar een vergunningenbeleid 2.0, waarbij visie en beleid, groei en dynamiek vooropstaan. Niet bang zijn maar de toekomst omarmen en plaatsen geven aan mensen die goesting hebben.
Was dat niet de slogan van de burgemeester ?
Een kleinhandelsvisie
– Waar kan je kleinhandel stimuleren (dan planningsinstrument nodig als het niet kan)?
– Waar is het mogelijk maar niet wenselijk (een type activiteit is niet wenselijk in een zone waar het planologisch kan – voorschriften opleggen in RUP of verordening – beperkingen en voorwaarden kunnen opgelegd worden aan de kleinhandel)?
– Waar is er mogelijk voor kleinhandel zonder stimuleren of beperken?
– Welke regelluwe zones gaan aantrekken ?
– Kunnen we handelsconvenanten afsluiten? Kunnen afspraken worden gemaakt omtrent assortiment en kunnen er kernversterkende maatregelen genomen worden?
Stadskern
Brugge heeft nood aan:
1 – Kernwinkelgebied en secundaire straten;
2 – Een breed en gevarieerd handelsaanbod;
3 – basisbereikbaarheid;
4 – Verweving van functies;
5- Daling van winkelleegstand;
Winkelarme gebieden moeten worden opgenomen in een RUP of verordening (beperkingen naar minimale en maximale oppervlakte, per categorie en combinaties van categorieën).
Naast wonen, dient er ook ruimte te zijn om te winkelen, ruimteom te eten en te genieten en te rusten.
Er is nood aan een analyse van de binnenstad en de evolutie van de functies de laatste tien jaar.
Er is nood aan een kleinhandelsvisie voor de toekomst na deze evaluatie en na grondig debat.
Er is nood aan winkelruimte.
Er is nood aan kwaliteit en diversiteit.
Er is nood aan ruimte voor startende initiatieven.
Er is nood aan een winkel, horeca-en pleinenplan waarbij het wonen wordt bewaakt, woonondersteunende functies toegelaten zijn en waarbij leefbaarheid en levendigheid in evenwicht zijn.
Aan elke visie zijn er voor-en nadelen en de bedoeling moet zijn de voordelen te optimaliseeren en de nadelen te minimaliseren. Deze visie moet ruimtelijke vertaald worden in een RUP en/of verordening. Dit kan resulteren in een consequent en adequeaat vergunningen beleid. Waardoor er tijd ontstaat om de economie en de mobiliteit te integreren in de ruimtelijke ordening. Een winkel-of horecastop is wat mij betreft een standstill. Als we groei, dynamiek en innovatie willen in ons historisch centrum dan is evolutie belangrijk. En geen verordeningen, zonder visie.
Er is nood aan een instrument dat:
– Rechtszekerheid biedt, zodat we mensen die willen ondernemen kunnen aantrekken. Dit met de nodigde flexibiliteit zodat initiatieven niet worden afgeremd. Het beleid moet ruimte geven aan initiatieven en de kwaliteit en de beleving moet voor inwoner als bezoeker gegarandeerd worden.
Mercedes Van Volcem
Vlaams Volksvertegenwoordiger
Fractieleider Open Vld Brugge