Brugge, behoud en beheer van een werelderfgoedstad
Brugge is een historische stad, werelderfgoedstad. De derde stad van Vlaanderen met 120.000 inwoners en 3,5 miljoen toeristen. Elk dag is er een nieuwe uitdaging. Bewaren of vernieuwen. Bewaren en kunnen groeien. Hoe gedraagt een werelderfgoedstad zich in de 21ste eeuw en hoe kan het evenwicht tussen bewoning en toerisme behouden blijven?
Onroerend erfgoed als cultuur. Discussies over sloop en nieuwbouw. Voor- en tegenstanders. Bezoek van Unesco en actiegroepen. Nergens zoveel controverse dan in het historische Brugge.
In het nieuwe, vierde boek ‘Cultuur en/in de Stad’ schreef Mercedes deze bijdrage over Brugge, werelderfgoedstad. Het boek focust op cultuur in de stedelijke context, in de breedste zin van het woord. Hoofdauteurs van ‘Cultuur en/in de Stad’ zijn Sven Gatz, Christian Leysen en Sas van Rouveroij.
Brugge is uniek en mooi. Wie er woont ziet het vaak niet meer. Andere centrumsteden benijden ons maar doen ook wel eens smalend.
Als schepen van ruimtelijke ordening wil je vooral plannen maken voor je stad. Elk plan is ook een verandering. Verandering stoot vaak op weerstand in een stad waar conservatisme hoogtij viert. Toch ben ik niet behept met een historisch complex en wil ik graag vernieuwing. Brugge is Bokrijk niet en absoluut geen museum. Brugge is een fantastische historische woonstad met een belangrijk onroerend patrimonium, maar waar ook veel te beleven valt. Volksfeesten, kunstenfestivals, tentoonstellingen maar ook veel musea en een hedendaags concertgebouw.
Wat mooi en waardevol is moeten we behouden. Wat niet waardevol is kan worden gesloopt en worden vervangen binnen de context. Met een gepaste taal, liefst in een architectuur van deze tijd die aanvoelt als liefde voor de stad en zijn tijd overstijgt. Geen wit-zwart materie, maar een materie met veel nuances. Een gekleurd debat, dat ik niet uit de weg ga. De materie is zo complex en subtiel van aard, dat ik blij ben eens duiding te kunnen geven zonder in ‘quotes’ te moeten vervallen.
Brugge, een historische stad mag geen complex hebben
Men zegt wel eens neerbuigend dat Brugge een museum is. Of men stelt het voor als het Bokrijk van West-Vlaanderen. “Brugge, dat sluit om 18u00” is een gehoorde en misplaatste grap. Wie kent niet de roman van Rodenbach “Bruges, la Morte”?
Alleen in steden vind je de spanning tussen heden en verleden, tussen bouwen en slopen, tussen conserveren en renoveren. Willen we een stad zijn, dan mogen we die spanning niet ontvluchten maar ze integendeel omarmen. De bekroning door Unesco, mag geen stolp zijn waardoor we niet meer kunnen ademen en verstikken..
Brugge is werelderfgoed sedert het jaar 2000. De stad telt heel wat beschermde monumenten (526), landschappen (3) en stadsgezichten (11). In de inventaris van het bouwkundig erfgoed zijn meer dan 3500 items opgenomen. De vandaag beschermde landschappen en panden in stadsgezichten vertegenwoordigen tien procent van het patrimonium de binnenstad. Daarnaast zijn nog tal van panden gekend die niet voorkomen op inventarissen, maar die toch historisch of stadslandschappelijk waardevol zijn. Onze dienst voor monumentenzorg is hier zeer zorgvuldig en waakzaam. En de dienst voor monumentenzorg Brugge gooit in gans Vlaanderen hoge ogen. Elke erfgoedspecialist kent haar merites.
Concreet heeft de erkenning tot UNESCO werelderfgoed voor de stad een aantal voordelen. Deze situeren zich voornamelijk op toeristisch, historisch en cultureel vlak. Aan de erkenning zijn ook plichten gebonden, die soms gepercipieerd kunnen worden als een nadeel.
Voor een actieve leefstad als Brugge is een goed evenwicht geen sinecure. Stadsvernieuwing en stadsontwikkeling, ruimtelijke ordening en wonen in harmonie brengen met de zorg voor het erfgoed is een uiterst moeilijke maar tegelijk boeiende uitdaging. Met veel bezieling stippelen we een nauwgezet en goed overwogen beleid uit.
Men kan terecht besluiten dat de UNESCO-erkenning voor extra stimulansen zorgde in de conservering van ons waardevol erfgoed. Alleen al, naar aanleiding van Brugge als culturele hoofdstad van Europa (2002), werd twintig miljoen euro in de restauratie van onze openbare gebouwen geïnvesteerd.
Toch blijft er een spanningsveld bestaan tussen vernieuwen en conserveren.
In 2010 kwam UNESCO onze West-Vlaamse hoofdstad inspecteren na een klacht van een actiegroep. Deze inwoners maken zich zorgen over de komst van een aantal nieuw projecten en vrezen dat deze de erfgoedwaarde van Brugge in gevaar zouden brengen. De ontwikkelingen rond het station, een nieuw rijksarchief, een nieuw hotel, een nieuwe voetgangersbrug, …
De komst van Unesco na tien jaar was een herbronning en verrijking, waarbij er op een genuanceerde manier kon worden gepraat over noden en evoluties van een historische stad in de 21ste eeuw. Hun bezoek was geen reden tot paniekvoetbal, wel integendeel. Van Unesco kregen we bovendien geen enkele kritiek op de kwaliteit van de hedendaagse architectuur in de binnenstad. Wel wensten ze een aantal waarborgen omtrent de aanpak en het statuut van de werelderfgoedsite, die ze in een aantal aanbevelingen duidelijk maakten. Deze aanbevelingen nemen we als stad ten harte en zien we als een opportuniteit om in Vlaanderen, Europa en zelfs de wereld een rol te spelen. Brugge is werelderfgoed bij uitstek en heeft het potentieel om koploper te worden in het beheer van zijn onroerend patrimonium.
Met de Unescovertegenwoordigers discussiëren is niet evident. Hun intrinsieke kennis van de stad blijft beperkt. Zij krijgen een moment-impressie, wij kennen de achtergrond van jarenlange processen die met bepaalde projecten gepaard gaan. Unesco is geen vaste partner geïntegreerd in onze (bedrijfs-)structuur. Er is geen gestructureerd overlegmodel voorhanden.
Vraag is ook of we als beleidsmaker ook alles moeten volgen? Het bestuur is verkozen om de stad te leiden. Unesco kan dit niet in onze plaats doen. Bovendien mag de controle van Unesco en het label niet leiden tot een nieuwe verzanding van het Zwin en een daarop volgend “Bruges-La-Morte”.
Unesco had ook oog voor de positieve elementen in de balans. Men benadrukte de aanzienlijke gunstige resultaten omtrent de aanpak van individuele restauraties. Ook de publieke ruimte blijkt goed onderhouden en de stedelijke infrastructuur is erop vooruitgegaan. De verdere uitbouw van het artistieke en culturele leven draagt ook bij tot de globale kwaliteit van het werelderfgoed.
Wel ziet men een aantal potentiële dreigingen voor de toekomst: de leegloop van publiek en religieuze instellingen en ontwikkelingen in de rand met visuele impact op het werelderfgoed zoals windmolens en de ontwikkelingen aan het station. Unesco wenst dat onderzocht wordt of de binnenstad geen beschermd stadsgezicht kan worden en vraagt ook respect voor de morfologie en structuur van de binnenstad.
Uiteraard hebben we die aanbevelingen opgevolgd en suggesties in die zin geformuleerd aan de hogere overheid.
Over bv. de visuele impact van projecten in de rand en aan het station is reeds gesteld dat visualisatiestudies moeten uitwijzen wat de impact daarvan is op de werelderfgoedsite. Hoever gaat die visuele impact bijvoorbeeld?
Als stedelijke overheid blijft het noodzakelijk om ook in dit verhaal een gezond evenwicht te vinden. Dit impliceert dat de lokale overheid soms ook keuzes moeten maken die erfgoedliefhebbers niet altijd even graag horen. (bedenking: Dossiers zoals de stationsomgeving gaan overigens niet in de eerste plaats over erfgoed, maar over het weefsel, de structuur van een stad, de functionele ontwikkelingspotenties die vertaald moeten worden op een schaal passend voor zijn omgeving en in een aanvaardbare synergie met de historische stad. Brugge heeft ook recht op een stationsontwikkeling. De stationsontwikkeling heeft trouwens ook te maken met het ruimtelijk beleid en met het mobiliteitsbeleid op Vlaams niveau alsook met de door Vlaanderen gestuurde decentralisatie van diensten naar de gemeenten, provincies. Brugge mag deze boot niet missen.
Rond de historische stad had ik graag een “nieuw Brugge” gecreëerd die in contrast staat met de historische binnenstad. Jonge bewoners, activiteit, moderne architectuur, groen en duurzaamheid voorop.
Voortrekkersrol voor Brugge
Het zou een absolute meerwaarde zijn als Brugge een internationaal congres kan organiseren waarbij de werelderfgoedsteden en erfgoedspecialisten worden uitgenodigd. Onder de titel ‘Werelderfgoedsteden in de 21ste eeuw’ kunnen we een voortrekkersrol spelen in de discussies omtrent het beleid in werelderfgoedsteden.
Riga en Bordeaux hebben een gelijkaardige bezoek van UNESCO achter de rug en hebben een “state of conservation” moeten opmaken. Vele steden zullen nog volgen. Ook Gent, Londen, Sint-Petersburg kennen problemen. Dresden is van de lijst geschrapt.
Hoe ver strekt de impact van het label “werelderfgoed”?
Een werelderfgoedmonument is fundamenteel verschillend van een werelderfgoedstad. Het is ons aanvoelen dat men de stad – zoals het monument – wil immobiliseren tot een bepaald moment van zijn geschiedenis. In de praktijk blijkt dit voor actieve werelderfgoedssteden echter niet haalbaar en geen optie.
Ook binnen Unesco zijn al jaren discussies aan de gang omtrent behoud en management van werelderfgoedsteden. Ook daar zijn diverse visies en voorstellen van aanpak ter discussie.
De erkenning als werelderfgoedstad mag niet de leefbaarheid van een stad aantasten. De stad moet juist kunnen leven en evolueren, in harmonie en synergie met het werelderfgoed. Stilstand leidt tot leegloop en leegstand en beide zijn nefast voor het behoud en de leefbaarheid van de stad.
Niet enkel conserveren maar ook anticiperen
Een stad is de resultante van generaties bouwers en slopers. Wat in een stad gebouwd, gesloopt en verbouwd wordt, zorgt voor een unieke historische gelaagdheid. De erkenning van de gehele Brugse binnenstad op de lijst van het Unesco werelderfgoed is dan een bekroning geweest van eeuwenlange verandering en inzet. Een stad is nooit af. Elke generatie, ook de onze, en deze die ons zullen volgen, heeft het recht, misschien zelfs de plicht die gelaagdheid niet alleen in stand te houden maar ook te verrijken.
Brugge heeft geen historisch complex. Wat waardevol is moet absoluut behouden blijven. Wat fout is gegroeid in het verleden of wat leeg komt te staan moet herbestemd kunnen worden binnen de context en morfologie van de stad. We moeten ons niet concentreren op confronterende moderne architectuur, maar op hedendaagse kwalitatieve architectuur, die past binnen de omgeving. De aanbeveling van Unesco dat we waakzaam moeten omgaan met de structuur en korrel van de stad wordt hierbij ter harte genomen.
Uiteraard willen we ons als stad niet laten verlammen. Een evenwicht moet bewaard blijven. Brugge moet een leefbare stad blijven. Een stad die ook een antwoord geeft op de vragen en noden van vandaag. De Brugse binnenstad, erkend als werelderfgoed, is een deel van een veel groter weefsel en mag dus niet geïsoleerd worden. Uiteraard wensen we in de stad een dynamiek te bewerkstellingen die gericht is op wonen, werken, winkelen, feesten,… kortom een stad die sprankelt en waar met de achtergrond van een historisch omgeving ook iets te beleven valt. Een eigentijdse invulling kan perfect in een historisch kader
Gebouwen verliezen doorheen de tijd vaak hun bestemming en dus hun ziel. Ze moeten een herbestemming kunnen krijgen anders ga je die waardevolle gebouwen sluipend slopen. Je sloopt sluipend door er niets mee te doen, door ze te consolideren in hun leegte. De grote uitdaging bestaat erin die gebouwen terug een betekenis te geven die aansluiting vindt bij hun initieel karakter en typologie, en hen behoedt voor verval.
Een waaier aan mogelijkheden ligt voor. Passende herbestemmingen kunnen gezocht worden in woonprojecten (slechts 16 % jonge mensen in de binnenstad maar ook nood aan zorgwoningen voor bejaarden) maar ook in studentenhuisvesting, kantoren, diensten, sociaal-culturele en sociaal-medische initiatieven, …
Brugge is zo mooi dat het ook duur is. De prijs van haar succes is dat het wellicht binnenkort nog enkel betaalbaar is voor de happy few, en dat willen we toch counteren door een gericht beleid en betaalbare projecten.
Zoals gezegd is het een grote uitdaging om aan monumenten, aan historische panden en complexen die hun functie verloren hebben in de 21ste eeuw een betekenis te geven en dat in een veranderde context. Alles verandert. Ook het UNESCO erfgoed. Sinds enige tijd erkent UNESCO ook natuurgebieden en immaterieel erfgoed. Blijven die onveranderd? Ook een stad is een levend wezen, onderhevig aan voortdurende verandering. Brugge moet haar eigenheid bewaren maar een artificiële bevriezing is niet aan de orde.
Als Schepen van ruimtelijke ordening, monumentenzorg en huisvesting is deze confrontatie met Unesco wellicht het boeiendste wat me is overkomen. Controverse alom. Met de inwoner, met de ambtenaren, met de burgemeester, met de andersgezinden, met believers in nieuwe architectuur en met non-believers, met bouwmeesters, met de onroerend-erfgoed-verenigingen en zelfs met vele mensen die Brugge kennen ‘van zien’.
Laat ons hopen dat onze kinderen straks niet wakker worden in een fossiel en bestoft Brugge, maar in een frisse en levendige historische stad waar er een ongelofelijke symbiose heeft plaatsgevonden tussen “verleden” en “heden”, waar een evenwicht gevonden is tussen behoud en nieuw, en waar elke generatie op haar beurt een betekenisvol laagje geschiedenis heeft kunnen toevoegen.
Brugge is een stad met een schitterend verleden, een bruisend heden, en een gouden toekomst. En zo willen we het liefst ook houden…