Tweesporenbeleid bij jeugdcriminaliteit: sanctioneren en resocialiseren
Stemmen gaan op voor een hardere en misschien wel ondoordachte aanpak van de jeugdcriminaliteit. Toch is een hedendaags pijnpunt, met name de resocialisatie van jeugddelinquenten, een pak relevanter in de discussie.
De Nederlandse regeringsvorming doet de discussie over jeugdstrafrecht en jeugdsanctierecht ook in België oplaaien. In Nederland bestaat het principe van het jeugdstrafrecht. Twaalf tot achttien -jarigen kunnen er berecht worden voor een jeugdrechtbank met een maximumstraf van een jaar jeugdgevangenis. Jongeren van 16 of 17 jaar kunnen bij zware delicten doorverwezen worden naar de rechtbank voor volwassenen.
In België kennen we het jeugdsanctierecht. Hiermee wil België enerzijds tegemoetkomen aan de jeugdbescherming maar ook aan het straffen van een misdrijf gepleegd door een minderjarige. Een jeugdrechtbank oordeelt over de sanctie van de twaalf tot achttien –jarigen. Er wordt nadruk gelegd op alternatieve straffen en jeugddetentiecentra. Via de zogenaamde ‘uithandengeving’ kunnen jongeren van 16 en 17 bij zware feiten alsnog voor een volwassenenrechtbank verschijnen.
Empathie en resocialisatie brengt duurzame oplossingen
Jongeren van 16 jaar opsluiten in de reguliere gevangenissen is mijns inziens in de meeste gevallen van het goede teveel. Deze jongeren gezonde toekomstperspectieven geven nadat men zijn straf heeft ‘uitgezeten’ is een ware uitdaging. Het gevaar is zeer reëel dat men in een volwassen kader bij jongeren een houding creëert van wrok en misprijzen tegen essentiële waarden van onze samenleving. De detentie van de jongeren mag geen leerschool worden voor nieuwe criminele feiten.
De kwetsbare groep jongeren die zware criminele feiten pleegden moeten een specifieke aanpak kunnen blijven genieten. Vandaag moeten we vooral prioritair meer middelen inzetten op resocialisatie van de jongeren die uit de jeugddetentie komen. Bij geslaagde resocialisatie heb je op lange termijn een substantieel maatschappelijk terugverdieneffect.
Een belangrijk aspect van de resocialisatie is empathie met de leefwereld van de jongeren. Deze stelt ons in staat om hun leefwereld om te zetten naar de verwachtingen van onze samenleving. Waarom doen bepaalde jongeren het goed in resocialisatietrajecten en hoe houden we ze af om te recidiveren? Tegelijkertijd moeten we oog hebben voor empathie met de slachtoffers. Hoe kunnen we slachtoffers en schade in de toekomst vermijden? Dergelijk tweesporenbeleid moet leiden tot een betere samenleving. Alleen concentreren op boete en straf is nefast voor resocialisatie in onze vrije samenleving. De jonge individuen moet ter dege kansen krijgen om zich ten goede te ontplooien. Als een harde aanpak tot groter conflict leidt, kan men van vooraf aan beginnen. Minderjarige veelplegers dienen een meer specifieke aanpak te krijgen.
We glijden af
Na de discussie in 2009 over de uithandengeving is het debat over jeugdcriminaliteit volledig geluwd. We staan echter voor serieuze uitdagingen willen we de criminaliteit in het algemeen verlagen en de ontspoorde jongeren opnieuw in onze samenleving laten participeren.
Uit onderzoek (2005 tot 2008) blijkt dat ongeveer 7% van alle minderjarigen tussen 12 en 18 jaar een crimineel feit plegen. Dit gaat voornamelijk om diefstal, geweldpleging en drugsgebruik. Eén vierde van hen moet voor de jeugdrechter verschijnen.
Er is bestuurlijke onduidelijkheid over het eventueel heropstarten van een Nationaal Studiecentrum voor de Jeugddelinquentie. Onderzoek, ervaring, statistieken en adviezen die nu versnipperd zitten, kunnen een meer dan waardevolle bijdrage leveren voor een grondig debat over de aanpak.
Ik roep daarom mijn collega politici op om zowel op federaal als op regionaal vlak grondig te debatteren over lange termijn oplossingen voor deze zeer cruciale problematiek. Een gerichte aanpak dringt zich op. Laat resocialisatie en strafuitvoering volwaardige Vlaamse bevoegdheden zijn.
Mercedes Van Volcem is Vlaams Parlementslid voor Open Vld en advocate te Brugge.