Auteur: Jasper Verheyden

Brugge

Wijziging technische voorschriften binnenvaartschepen en binnenvaartpersoneel

Wijziging technische voorschriften binnenvaartschepen en binnenvaartpersoneel

Naar aanleiding van de invoering van het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 6 mei 2022 over de beroepscompetenties voor binnenvaartpersoneel, had de minister in een nota aan de Vlaamse Regering nog enkele wijzigingen voorgesteld aan de regelgeving inzake technische voorschriften voor binnenschepen en inzake binnenvaartpersoneel.

De wijziging van de definitie van stadsrondvaartboten in het bijzonder, zoals in artikel 6. van het besluit beschreven staat (zie hieronder), trekt de aandacht vanuit de sector.

“Artikel 6.: De definitie van stadsrondvaartboten zoals thans opgenomen in artikel 2, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen vereist dat die schepen een lengte op de waterlijn hebben van minder dan 25 meter. Bijlage 5, die bijzondere bepalingen voor stadsrondvaartboten bevat, voorziet echter voor wat betreft de gesloten stadsrondvaartboten dat zij een lengte van maximaal 30 meter kunnen hebben. Zodoende is de huidige definitie in het besluit zelf niet afgestemd op de technische elementen als voorzien in de bijlage bij het besluit. Teneinde deze gelijk te trekken wordt voor wat betreft de technische elementen thans verwezen naar de gegevens als vermeld in de bijlage.”

De stadsrondvaarten in Brugge voeren ook toeristen door de aderen van de stad, vergezeld door de befaamde Brugse zwanen. Op verschillende vaarparcours in Vlaamse kunststeden, zo ook in Brugge, is het echter niet mogelijk te varen met een bootlengte langer dan 25 meter (zowel voor open als gesloten stadsrondvaartboten). Wijziging van de definitie van stadsrondvaartboten, waar dus ook grotere boten onder zullen vallen, zal op termijn automatisch leiden tot een verstrengde wetgeving.

Grotere boten in de Brugse reien zijn niet wenselijk om evidente redenen. Daarnaast bemoeilijkt een verstrengde regelgeving ook de zoektocht naar nieuwe medewerkers voor de rederijen. Zij moeten aan steeds meer erg hoge eisen voldoen.

Ik stelde hierover een vraag aan de minister. Vind deze hieronder samen met het antwoord van de minister.

Wens je meer te weten over mijn parlementaire initiatieven? Klik dan hier.

Brugge

N31 Lissewege: omvorming tot Vlaamse hoofdweg

N31 Lissewege: omvorming tot Vlaamse hoofdweg

Voor de omvorming van de N31 ten noorden en ten zuiden van Lissewege tot Vlaamse hoofdweg wordt opnieuw een getrapte studie in het vooruitzicht gesteld (start- en projectnota). Hiervoor zal een eerdere studie (streefbeeldstudie NX, N31 en A11 uit 2009) geactualiseerd worden.

De studie zal aanvatten in begin 2023, maar de realisatietermijn is niet bekend. Verschillende projecten over de inrichting van dit wegvak zijn lopend en die moeten eerst op elkaar afgestemd worden. 

Blijf op de hoogte van mijn parlementaire initiatieven.

Brugge

Studie ‘Optimalisatie van de verkeersknoop Vandammesluis’

Studie 'Optimalisatie van de verkeersknoop Vandammesluis'

Het stadsbestuur van Brugge werkt voor de uitvoering van zijn mobiliteitsbeleid nauw samen met de Vlaamse overheid. In 2021 leidde dit tot engagementen van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) om diverse nieuwe studies in het vooruitzicht te stellen. De opstart van de studie ‘Optimalisatie van de verkeersknoop Vandammesluis, i.c. de opmaak van een startnota en een projectnota’ staat gepland voor dit jaar. Een getrapte studie wordt in het vooruitzicht gesteld.

In de fase van de startnota wordt het concept voor een herinrichting onderzocht. Daarbij ligt de focus op twee grote type-oplossingen: een tunnel en een gelijkvloerse herinrichting. In de projectnota-fase zal het concept dat de voorkeur krijgt vervolgens nader worden uitgewerkt.

Uit het antwoord van de minister blijkt dat de studie dit jaar nog uitbesteed zal worden. Hoe sneller een ontwerper kan worden aangesteld, hoe sneller de opdracht kan starten. De minister liet weten dat bij een vlot verloop van de studie de startnota een 9-tal maand voorbereiding zal behoeven en de voor de projectnota geldt een zelfde termijn.

Hieronder mijn vraag en het antwoord van de minister.

Wil je meer weten over mijn parlementaire initiatieven? Klik hier.

Brugge

Veiligheid op jaagpaden

Steeds meer speedpedelecs en elektrische fietsen maken gebruik van onze jaagpaden. Vaak omdat die jaagpaden ook deel uitmaken van ons fietssnelwegennetwerk. De jaagpaden zijn echter niet exclusief voor fietsers, maar een grotere groep verschillende weggebruikers is er te vinden. In het kader van een modal shift is dit een goed teken, maar het leidt bij sommige burgers tot bezorgdheid over de veiligheid van de jaagpaden. Ik stelde minister Peeters daarom enkele vragen hierover.

Veiligheid op jaagpaden

Zoals gesteld tijdens de commissievergadering van 23 juni jl., neemt het aantal speedpedelecs toe. Zo ook op jaagpaden die deel uitmaken van het fietssnelwegennetwerk. Daar maken ze deel uit van een grotere groep verschillende weggebruikers. In het kader van een modal shift is dit een zeer goed teken, maar het leidt bij sommige burgers tot bezorgdheid over de veiligheid van deze jaagpaden.

Tegenover deze bezorgdheid was de minister tijdens de commissievergadering ook zeer erkentelijk. Ze liet toen uitschijnen dat een nieuwe studie in opmaak is die het huidige gebruik van de jaagpaden in Vlaanderen beter in beeld zal brengen. Mede op basis van een grootschalige individuele bevraging en tal van bilaterale gesprekken met stakeholderbewegingen zou deze studie tot stand komen. De Fietsersbond, de Wielrijdersbond, De Vlaamse Waterweg (DVW), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de provincies zijn enkele stakeholders die al mee aan boord waren. Ook liet de minister vallen dat de studie in september 2022 afgerond zou zijn.

Uit het antwoord van de minister blijkt de studie nog in opmaak, maar de resultaten mogen we verwachten in het najaar.

Hieronder kan u mijn vragen, alsook de antwoorden van de minister terugvinden.

Vlaams Parlement

Budget voor Vlaamse Woonlening opgetrokken met 250 miljoen euro

BRUSSEL – Voor wie een bescheiden inkomen heeft en toch een woning wil kopen in Vlaanderen bestaat de Vlaamse Woonlening. Dat budget zal nu éénmalig met 250 miljoen euro worden opgetrokken.

Vlaamse Woonlening

In Vlaanderen tellen we meer dan 70 procent woningeigenaars. Dat stelde de OESO ook vast in hun rapport over de Vlaamse Woningmarkt. Dat de Vlaming nog steeds een baksteen in de maag heeft, is een goede zaak. Een investering in vastgoed is namelijk nog steeds een goede investering.

De Vlaamse Woonlening als instrument is een succes en biedt meer huishoudens toegang tot de vastgoedmarkt. Gezinnen en alleenstaanden met een begrensd inkomen, voornamelijk voor de aankoop van een woning of appartement meestal gecombineerd met (energetische) renovatiewerken, komen hiervoor in aanmerking. De extra middelen zullen goed zijn voor ongeveer 1.000 extra leningen.

Met de extra middelen is het budget nu opgetrokken tot 1,3 miljard euro. Zeker in huidige crisistijden Is het voor steeds meer mensen moeilijk om een eigen woning te komen. Een extra ondersteuning van de Vlaamse Regering is voor velen welgekomen.

In 2021 werden door het Vlaamse Woningfonds in totaal 3.937 Vlaamse Woonleningen toegekend. Tijdens de eerste acht maanden van 2022 liep dit aantal op tot maandelijks gemiddeld 460 nieuwe dossiers die werden toegekend, in totaal reeds 3.658. Het gemiddelde ontleende bedrag bedroeg 211.092 EUR. Waar de hypotheekrentes bij banken schommelen rond de drie procent, is dat bij de Vlaamse Woonlening 1,8 procent.

Hier kan je meer informatie vinden over de Vlaamse Woonlening.

Vlaams Parlement

Zonneparken op landbouwgrond

BRUSSEL – Met een subsidieknip voor grote zonnedaken van vóór 2013 wil minister Demir 1,2 miljard euro besparen om de stroomfactuur van alle Vlamingen te verlichten. De stroomfactuur verlichten kan echter ook door het aanbod zonnepanelen te vergroten.

Zonneparken op landbouwgrond

Op 25 augustus kopte de krant De Tijd dat 2.000 bedrijven hun subsidies voor zonnepanelen dreigden te verliezen door de subsidieknip. Met deze maatregel focust minister van omgeving en energie Zuhal Demir op de overgesubsidieerde mega-installaties in handen van grote bedrijven. De kritische drempel van 200.000 euro wordt gehanteerd. In februari kondigde de minister aan dat ze 1,2 miljard euro wil besparen op de stroomfactuur door de historische steun stop te zetten aan zonnedaken van voor 2013.

De subsidieknip heeft als doel de druk op de stroomfactuur van alle Vlamingen te verlichten. Een uitbreiding van het aanbod van zonnepanelen kan echter ook het gewenste effect teweegbrengen. Dat zou meer onafhankelijkheid van energieleveranciers betekenen. In de huidige context verdient dat zeker om overwogen te worden. Nederland en Duitsland bijvoorbeeld zien het aantal grote zonneparken alvast toenemen. Hier liggen bijvoorbeeld ook kansen voor landbouwers. Hun landbouwgrond kan op die manier rendement opleveren én vele gezinnen in de omgeving van stroom voorzien.

Volg hier mijn parlementaire initiatieven.

Ik stelde de minister hierover een aantal vragen. Vind deze, en haar antwoorden, hieronder terug.

Vlaams Parlement

Residentiële renovatieplicht – Juridische grondslag

BRUSSEL – Vanaf 1 januari 2023 treedt de maatregel rond residentiële renovatieplicht in werking. Daarrond bestaan echter nog een aantal onzekerheden. Ik stelde de minister hierover een aantal vragen.

Residentiële renovatieplicht

Vanaf 1 januari 2023 treedt een maatregel in werking die eigenaars van energieverslindende woongebouwen (dus met een EPC-label E of F) zal verplichten om binnen de vijf jaar na overdracht (zoals aankoop, erfpacht,…) de woning grondig en energetisch te renoveren tot minimum EPC-label D. De impact daarvan op de private huurmarkt zal gigantisch zijn. De residentiële renovatieplicht zal eveneens gelden voor panden die binnen het huurstelsel vallen.

Ik stelde minister van wonen Matthias Diependaele de vraag of die maatregel een juridische toets doorstond. Rondom de maatregel hangen echter nog een aantal onzekerheden:

  1. Wat zal gebeuren wanneer men een pand verkoopt dat verhuurd is, waarna men onder de renovatieplicht valt?
  2. Wat als de huurder, wiens woonzekerheid bewaard moet blijven, de uitvoering van renovatiewerken weigert?
  3. Wat als de verhuurder de energetische renovatie zal doorrekenen in de huurprijs?

Duiding minister

Als verhuurder zal de nieuwe eigenaar de verplichting hebben om het rustig genot ten aanzien van de huurder de respecteren. Dit heeft in principe tot gevolg dat de verhuurder alleen werken mag uitvoeren na akkoord met de huurder. Zonder akkoord moet de verhuurder wachten met de werken tot na het einde van de huurovereenkomst.

Voor dringende werken bestaat er binnen het huurrecht een uitzondering (art. 1724 BW en art. 27 Vlaams Woninghuurdecreet). Werken die niet kunnen worden uitgesteld tot na het einde van de huur, mogen ook zonder akkoord met de huurder gebeuren. Het gaat om werken die nodig zijn omdat anders het voortbestaan van de woning in het gedrang komt (bv. een lek in het dak), maar ook om werken die nodig zijn om te voldoen aan een wettelijke verplichting (zoals strengere minimale kwaliteitsnormen).

In het kader van de residentiële renovatieplicht zal de verhuurder zich dus kunnen beroepen op het bestaan van een decretale verplichting, waardoor het gaat om dringende werken. Dat betekent dat de werken nog altijd moeten gebeuren in afspraak met de huurder, maar dat deze laatste de uitvoering ervan niet kan weigeren. De huurder moet de werken gedogen, ook wanneer hij daardoor het genot van een gedeelte van de woning verliest.

Artikel 35, §2 van het Vlaams Woninghuurdecreet bepaalt dat de huurder en de verhuurder de huurprijs kunnen herzien omdat aan de woning energiebesparende investeringen werden gedaan. Energiebesparende maatregelen worden gedefinieerd als investeringen die de energieprestatie van het goed, vermeld in artikel 1.1.2, 42° /1, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, verbeteren.

De huurprijsherziening is in eerste instantie overeen te komen tussen de huurder en de verhuurder zelf. Bij gebrek aan overeenstemming kan de verhuurder zich richten tot de rechter. De rechter kan alleen een herziening toestaan op voorwaarde dat de normale huurwaarde van de huurwoning door de uitgevoerde investeringen ten minste 10% hoger ligt dan de op dat moment geldende huurprijs. Bij eerder geringe investeringen is er dus geen herziening mogelijk. In andere gevallen oordeelt de rechter naar billijkheid. Met de investeringen die noodzakelijk waren om de woning te laten voldoen aan de minimale woningkwaliteitsnormen van de Vlaamse Codex Wonen mag de rechter geen rekening houden (bijvoorbeeld dakisolatie). Die werken kunnen dus geen aanleiding geven tot een herziening van de huurprijs. Ze zijn in feite een kost voor de eigenaar.

Blijf hier op de hoogte van mijn parlementaire initiatieven.

Lees hieronder mijn vragen aan de minister.

Lees hieronder het antwoord van de minister.

Vlaams Parlement

Transitie naar LED voor openbare verlichting

BRUSSEL – Verschillende crises teisteren onze regio. De gestegen energieprijzen zijn ook voor lokale besturen een hap uit het budget. Openbare verlichting blijkt hierin een stevige uitgavenpost. Daarom vroeg ik aan de minister hoe de Vlaamse Regering haar lokale besturen hierin kan ondersteunen.  

Openbare verlichting

Heden ten dage, in tijden van verschillende crisissen, wordt iedereen geacht zuiniger om te springen met grondstoffen, en waar mogelijk de omschakeling te maken naar energie-efficiënte alternatieven. Ook lokale besturen nemen ter zake hun verantwoordelijkheid op.

In het Vlaamse regeerakkoord staat te lezen dat tegen ten laatste 2030 alle openbare verlichting de transitie moet maken naar slimme ledverlichting. Ook in Brugge is die transitie volop aan de gang.

Echter niet alle openbare verlichting valt onder de verantwoordelijkheid van lokale besturen en de distributienetbeheerder. Het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) beheert de openbare verlichting langs snelwegen en gewestwegen. De minister liet mij weten dat er momenteel géén collectief initiatief gepland staat om de openbare verlichting langs snelwegen en gewestwegen eerder te doven. Openbare verlichting dat wél onder beheer valt van het lokaal bestuur, kan in samenspraak met Fluvius eerder gedimd of gedoofd worden.  

Minister Somers

De minister liet nog weten dat hij met steden en gemeenten werk maakt van de omschakeling van 1,2 miljoen openbare lichtpunten naar ledverlichting. In het Lokaal Energie- en Klimaatpact (LEKP) engageren de lokale besturen zich namelijk om alle verlichting om te schakelen naar LED tegen 2030. Dit is een van de meer dan 16 doelstellingen in het LEKP 1.0 en 2.0 waarvoor de minister in 2022 in het totaal een te verdelen subsidiebedrag voorziet van 33,62 miljoen euro.

Vind hieronder mijn vraag aan de minister

Vind hieronder het antwoord van de minister

Minister Peeters

Ook aan minister Peeters stelde ik een aantal vragen. Hier lag de focus op de kostprijs van de openbare verlichting voor Vlaanderen en hoe ver de LED-transitie al gevorderd was. Vind mijn vragen en het antwoord van minister Peeters hieronder.

Meer informatie over mijn parlementaire initiatieven kan je hier terugvinden.

Vlaams Parlement

Minimumpensioen voor meewerkende echtgenoten!

BRUSSEL – Veel meewerkende echtgenoten van zelfstandigen krijgen vandaag een te laag pensioen. Onrechtvaardig, want ook zij hebben hard gewerkt en bijgedragen aan onze welvaart. Vanaf 1 januari hebben ze ook recht op het minimumpensioen.

Minimumpensioen voor meewerkende echtgenoten!

Op dinsdag 4 oktober heeft de Kamer in de commissie Sociale Zaken het wetsontwerp “meewerkende echtgenoten” van zelfstandigen goedgekeurd. Hierdoor krijgen veel meewerkende echtgenoten van zelfstandigen toegang tot het minimumpensioen, aangezien de voorwaarde voor het minimumpensioen vanaf januari 2023 zal wijzigen. Het ontwerp zal op 20 oktober in de plenaire worden goedgekeurd en zal ten minste 17.326 “meewerkende echtgenoten” van (waarvan 88% vrouwen) toegang geven tot het minimumpensioen.

Ter  herinnering, het statuut van meewerkende echtgenoot wordt toegekend aan elke partner (getrouwd of wettelijk samenwonend) van een zelfstandige die zijn zelfstandige echtgeno(o)t(e) of partner effectief helpt (regelmatig of minstens 90 dagen per jaar), die geen eigen inkomen van meer dan 3.000 euro per jaar heeft uit een zelfstandige beroepsactiviteit, en die geen eigen inkomen heeft als werknemer of ambtenaar en ook geen vervangingsinkomen dat persoonlijke rechten opent inzake sociale zekerheid.

Het is pas sinds 2003 en de creatie van hun statuut van “meewerkende echtgenoot” dat zij zich facultatief konden aansluiten bij het “maxi-statuut” waardoor zij sociale rechten konden verkrijgen, waaronder pensioenrechten. Deze aansluiting werd verplicht op 1 juli 2005.

Omdat deze opbouw van pensioenrechten er pas laat kwam, zullen bepaalde meewerkende echtgenoten, geboren tussen 1 januari 1956 en 31 mei 1968, dus niet kunnen voldoen aan de voorwaarde om voldoende pensioenopbouwende loopbaanjaren gepresteerd te hebben (of 30 jaar) om een individueel recht te openen op een berekening op basis van het minimumpensioen.

Om de vele meewerkende echtgenoten te ondersteunen die niet voldoen aan de voorwaarden om een individueel recht te openen op het minimumpensioen, voorziet de nieuwe maatregel in een aanpassing van de referteperiode voor de berekening van de voorwaarde voor de opening van het recht op het minimumpensioen. Voortaan zullen deze meewerkende echtgenoten, om toegang te krijgen tot het minimumpensioen in het stelsel van de zelfstandigen, een loopbaan (met andere woorden de periodes gepresteerd in het stelsel van de werknemers en dat van de zelfstandigen tussen 2003 en de pensioendatum) moeten aantonen die ten minste gelijk is aan twee derde (2/3) van het maximaal aantal jaren in de periode van 1 januari 2003 tot de pensioendatum.

Vervolgens gelden de normale regels voor de berekening van het minimumpensioen.

De maatregel is van toepassing voor de pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2023.

Lees hier meer.

Brugge

210 kilometer aan nieuwe fietssnelwegen in Vlaanderen

Op 15 maart 2018 werd de uitrol van een netwerk van fietssnelwegen vastgelegd in een ministerieel besluit (MB) door de Vlaamse Regering (Regering Bourgeois). Vlaanderen zou zo’n 129 fietsostrades, oftewel 2.400 kilometer, aan fietssnelwegen bijkrijgen. Het doel? Meer mensen op de fiets krijgen.

Fietssnelwegen

Dit lijkt ook te lukken. Tijdens de commissie mobiliteit in het Vlaams Parlement kwam het stijgend gebruik van jaagpaden en fietssnelwegen reeds enkele malen aan bod en ook in de plenaire vergadering werd daarover gedebatteerd. De minister en parlementsleden verwezen toen naar het toegenomen gebruik door een heel divers publiek: wielertoeristen, speedpedelecs, amateurfietsers, gewone fietsers, wandelaars, enzovoort.

Uit een schriftelijke vraag van Vlaams parlementslid Mercedes Van Volcem (Open vld) aan minister Peeters, blijkt dat deze legislatuur alvast zo’n 210 kilometer aan nieuwe fietssnelwegen gerealiseerd is. “We hebben nog een lange weg te gaan, maar de eerste stappen in de uitrol van dit netwerk zijn nu gezet”, zegt Mercedes Van Volcem, tevens ook schepen van openbaar domein in de stad Brugge. “De Vlaamse Regering streeft ernaar deze legislatuur nog werk te maken van een heuse modal shift. Het regeerakkoord spreekt van een aandeel duurzame modi van 40%. De uitrol van dit netwerk fietssnelwegen is hiervoor zeker een goede zaak”, sluit Van Volcem af.

De 210 kilometer nieuwe fietssnelwegen worden overigens samengeteld bij de 1.598 kilometer aan stukken fietssnelweg waarvan de conformiteit  beschouwd  kan worden als netwerk dat al gerealiseerd is. Hieronder een overzicht van de reeds gerealiseerde 1.598 kilometers per provincie. Groene en oranje wegen zijn conform.

Fietssnelwegen

De fietsostrades moeten steden en woonkernen met elkaar verbinden. Ze liggen langs rechtlijnige infrastructuur, zoals spoorwegen of kanalen, en gaan bij voorkeur over vrijliggende fietspaden of jaagpaden. Deze zijn uitgerust met kwalitatief hoogwaardige infrastructuur. Hierdoor kunnen fietsverplaatsingen op een snelle en veilige manier afgelegd worden. Daarnaast vormt de fiets zo ook voor een langere afstand een volwaardig alternatief op de auto voor afstanden tot 20 à 30 kilometer.

Vind hier mijn vraag aan de minister:

Vind hier het antwoord van de minister: