Brugge

Hervorming Erfrecht

De wet van 31 juli 2017 tot hervorming van het erfrecht werd op 1 september 2017 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Ze treedt op 1 september 2018 in werking.

De hervorming van het erfrecht is opgebouwd rond volgende krachtlijnen:

1. Meer vrijheid

Momenteel: De reserve is een deel van de erfenis dat door de wet beschermd wordt ten voordele van bepaalde erfgenamen, namelijk de ouders, de langstlevende echtgenote/wettelijke samenwoner en de kinderen. Het deel waarover de erflater vrij kan beslissen is afhankelijk van het aantal kinderen. 1 kindsdeel blijft steeds vrij beschikbaar. Indien je dus 1 kind hebt, blijft de helft van je nalatenschap vrij beschikbaar. Bij twee kinderen blijft een derde van je nala­tenschap vrij beschikbaar. Indien je als erflater geen kinderen hebt dan is de helft van je nala­tenschap voorbehouden voor de ouders.

Na de hervorming: Het vrij te besteden deel van de nalatenschap wordt vastgelegd op de helft, ongeacht het aantal kinderen. Daar­naast wordt aan de erflater zonder kinderen de mogelijkheid gegeven om de ouders te onterven. Hierbij voorzien we wel een beperking. Indien de ouders zorgbehoevend zijn dan hebben ze een onderhoudsvordering die maximaal 1/4de van de nalatenschap betreft.

Voorbeeld: De heer Janssens is weduwnaar en vader van 2 kinderen. Hij ontmoet mevrouw Pieters, die zelf 2 jonge kinderen heeft uit een vorig huwelijk. Samen vormen zij een nieuw sa­mengesteld gezin. De heer Janssens laat na zijn dood 1/4de aan elk van zijn eigen kinderen na (= de helft van zijn nalatenschap). Over de andere helft kan hij in alle vrijheid beslissen. Gezien hij samen met zijn tweede partner deze kinderen heeft grootgebracht en ze beschouwt als zijn eigen kinderen kan de heer Janssens dus de andere helft van zijn nalatenschap nalaten aan zijn pluskinderen (de kinderen van mevrouw Pieters).

2. Meer eenvoud

Momenteel: Bij de verdeling van de nala­tenschap worden de kinderen, bij gebreke aan schenkingen of testament, gelijk behandeld. Als de erflater tijdens zijn leven aan zijn erfge­namen al schenkingen heeft gedaan, of bij tes­tament goederen aan hen heeft voorbehouden, dan zullen de wettelijke erfgenamen deze giften fictief bij de nalatenschap moeten voegen voor­aleer de nalatenschap kan worden verdeeld. In­dien bij het overlijden van de erflater niet meer voldoende middelen voorradig zijn om de reser­vataire erfgenamen te bedelen, dan kan er ‘in­korting’ gevraagd worden door de reservataire erfgenaam. Dit betekent dat alles wat is wegge­schonken of gegeven is door de erflater, herleid (ingekort) wordt, om vervolgens aan de reser­vataire erfgenaam in natura gegeven te worden.

Na de hervorming: De manier waarop kinderen de schenkingen die ze krijgen, moeten inbrengen, wordt vereenvoudigd. Alle schen­kingen, onroerend of roerend, moeten worden ingebracht in waarde. De reserve in natura wordt dus een reserve in waarde.

Voorbeeld: De heer Janssens bezit enkel een bakkerij aan zee die hij bij leven schenkt aan zijn metekind die bakker is. Bij het overlijden van de heer Janssens eisen de kinderen van de heer Janssens hun erfdeel op en vragen inkor­ting. Momenteel kunnen de kinderen van de heer Janssens de bakkerij, waar het metekind een bloeiende zaak heeft opgebouwd, opeisen om ze vervolgens te verkopen. Na de hervor­ming zal het metekind de bakkerij kunnen be­houden, mits het betalen van een som geld ter waarde van het voorbehouden erfdeel van de kinderen.

3. Meer zekerheid

Momenteel: De waarderingsregels voor schenkingen van onroerende en roeren­de goederen zijn in de huidige regelgeving verschillend. Voor roerende goederen is de referentiedatum voor de waarde de dag van de schenking. Voor onroerende goederen geldt als referentiedatum voor de waardebepaling de dag van de verdeling. Dit leidt tot ongewenste scheeftrekkingen bij schenkingen.

Na de hervorming: De waarderingsregels worden gelijk: zowel voor onroerende als roe­rende goederen zal de intrinsieke waarde op de dag van de schenking genomen worden. Deze waarde wordt nog geïndexeerd tot op de dag van overlijden.

Voorbeeld: De heer Janssens schenkt aan zijn zoon een huis van 200.000 euro en aan zijn dochter schenkt hij hetzelfde bedrag in cash. Bij overlijden van de heer Janssens blijkt het huis sterk in waarde gestegen te zijn tot wel 300.000 euro. Bij overlijden van de heer Janssens be­draagt de fictieve massa aldus 500.000 euro. De helft (250.000 euro) komt toe aan elk van beide kinderen. Voor de hervorming zal in dit geval de zoon 50.000 euro aan zijn zus moeten opleggen wat eventueel kan betekenen dat de zoon het huis gedwongen moet verkopen. Na de hervor­ming wordt de waarde van het geld en het huis op dezelfde manier in rekening gebracht zo­danig dat er geen verdere verrekeningen meer moeten plaatsvinden.

4. Erfovereenkomsten

Momenteel: In de huidige regelgeving is het verboden om een overeenkomst met je erfgena­men te sluiten en een verdeling af te spreken. Dit zou nochtans veel problemen en discussies kunnen vermijden bij het overlijden van de erflater.

Na de hervorming: Het zal mogelijk zijn een familiaal pact te maken waarin alle gelden­de beperkingen opgegeven worden. De erflaters kunnen met hun erfgenamen rond de tafel gaan zitten en binnen een welomlijnd kader een over­eenkomst uitwerken, waarbij alles open en bloot op tafel komt, en die niet meer te betwisten valt op een later tijdstip of na het overlijden van de erflater. Daarnaast wordt het ook mogelijk om punctuele erfovereenkomsten op te maken over bijvoorbeeld inbreng of inkorting. Ook wordt het beding van aanwas als toegelaten erfover­eenkomst voorzien in het nieuwe erfrecht. Dit biedt bijkomende mogelijkheden voor samen­woners die samen een huis kopen.

Voorbeeld: De familie Janssens heeft 3 kin­deren, waarvan één kind zorgbehoevend is en de beide anderen manager zijn bij een multina­tional. Door middel van een erfovereenkomst kunnen de ouders, in samenspraak met de drie kinderen, een overeenkomst sluiten waarbij het hulpbehoevende kind de aan zijn noden aan­gepaste woning erft. Daarnaast kan in de overeenkomst ook opgenomen wor­den dat het hulpbehoevende kind nog wat meer van de financiële middelen ontvangt, omdat de twee andere kinderen reeds over voldoende financiële middelen beschikken, hier bijgevolg geen nood aan hebben en expliciet akkoord gaan met deze over­eenkomst.