Nieuw beleidsplan moet open ruimte versterken
Schepen Van Volcem heeft een beleidsplan laten opstellen waarin het stadsbestuur vastlegt hoe het met open ruimte in de binnenstad moet omspringen in de toekomst. Zo wil de stad waardevolle plekken laten beschermen en sites opkopen om er open ruimte van te maken. In het nieuwe beleidsplan laat de Stad onder meer in kaart brengen waar en hoeveel open ruimte er in de binnenstad is, en op welke plekken er op termijn bijkomende open ruimte zou kunnen gecreëerd worden.
Het Open Ruimte Beleidsplan is het resultaat van een langdurig proces en verregaand onderzoek van de open-ruimte-gebieden en de ruimtes met open-ruimte-potenties binnen de historische binnenstad.
“Samen met mijn dienst hebben wij een inventaris en analyse opgemaakt, de resultaten hiervan moeten leiden tot een oordeelkundig beleidsinstrument omtrent de vrijwaring en de eventuele wenselijkheid van mogelijke ingrepen in de nog beschikbare open ruimte gebieden.” stelt schepen Van Volcem.
Bijzondere aandacht ging hierbij naar de zones, meestal binnengronden, die tot op heden hun heel karakteristieke eigenschappen verbonden met hun initiële gebruik of bestemming hebben weten te behouden (blekerijgronden, moestuinen, boomgaarden, kloostertuinen, …)
Het is onze uiterste zorg om met de beschikbare ruimte op een duurzame en behoedzame wijze om te gaan. Deze studie geeft een aantal indicatoren m.b.t. het beheer van de nog beschikbare open ruimtes in de binnenstad.
Het beleidsadvies omvat vier categoriën van appreciatie omtrent de open ruimte, met 4 daaruit volgende acties met betrekking tot beheer en/of behoud.
Vanuit de goede ruimtelijke ordening, de zorg om de werelderfgoedsite Brugge, het evenwicht tussen groene en/of open ruimtes en bebouwing, en het behoud van de kwaliteit van onze woonomgeving moet met uiterste zorg op een duurzame en behoedzame wijze omgegaan worden met de beschikbare ruimte .
De geformuleerde doelstellingen en de uitgangspunten/categorieën van het openruimtebeleidsplan zijn dan ook een garantie op open ruimte en groen in de binnenstad.
Alle binnengronden werden opgelijst en toegewezen binnen vier categorieën door de Groendienst.
De vier categorieën die voorgesteld worden zijn de volgende :
- Een eerste type open-ruimte zijn de ‘non toccandi’ open ruimten. Ze worden beschouwd als ‘groene monumenten’ en worden daarom integraal beschermd, zowel qua bestemming als qua inrichting. Het huidige beeld en het huidige karakter van deze open ruimten moeten volledig behouden blijven.
- De te behouden open ruimten vervullen een belangrijke openruimte-functie voor het kwartier waarin ze gelegen zijn of voor de stad in haar geheel, bv. als plein, als rustig park, als speelplek, enz. Deze ruimten worden gevrijwaard als open ruimten.
- Te herstructureren open ruimten maken deel uit van een ruimer gebied waarbinnen zowel bebouwing als open ruimte voorkomt. Door middel van een herstructurering van het volledige gebied moet de aanwezige open ruimte in kwalitatief opzicht versterkt worden.
- Op bepaalde plaatsen moet de openruimtestructuur van de binnenstad vervolledigd worden en moeten nieuwe open ruimten gecreëerd worden. Het herwinnen van open ruimten zorgt voor het realiseren van ontbrekende schakels in de openruimtestructuur. Dit kan gebeuren op verschillende manieren: door gebouwen af te breken en nieuwe open ruimte te creëren, door groenassen in te richten, door wandel- en fietspaden aan te leggen, enz.
In Categorie 1 en 2 zijn de meeste kloostertuinen en enkele uitzonderlijk waardevolle private tuinen vervat.
Ik stel dan ook voor om gerichte beschermingsinitiatieven te nemen om de zones non-tocandi te vrijwaren voor de toekomst; en mits gekoppeld aan een herwaarderingsplan, de continuïteit van de instandhouding en het onderhoud te helpen verzekeren..
Een stadsgezicht kan immers beroep doen op onderhoudspremies en een herwaarderingsplan kan leiden tot grotere tegemoetkomingen. In het kader van het managementplan die we aan het opmaken zijn voor de binnenstad is één van de peilers de groenstructuren en het water.
Het beleidsplan zal ook juridisch verankerd worden via Rup’s voor de deelgebieden in de stad.
Persoonlijk vind ik de site rond de kruispoort, de boogschuttersgilden en vesten een prioritaire zone om een bescherming voor aan te vragen. Dit is een uniek stuk groen.
Categorie 3 en 4 laten nog – maar weliswaar beperkte – mogelijkheden voor ontwikkeling en inbreiding open waarbij duidelijk moet afgewogen worden wat haalbaar is per site.
Categorie 3 en 4 hebben meestal betrekking op binnengronden die momenteel op één of ander manier “verstoord” zijn door onaangepaste bebouwing, (afstandse) buurtgarages, enz.
Het plan biedt een aantal mogelijkheden om met verstoorde binnengronden projecten te ontwikkelen die enerzijds sanering en herbestemming toelaten, anderzijds steeds de verankering van de open ruimte binnen deze projecten waar moeten maken.
Een concreet voorbeeld is bv. aan de gronden Groenestraat-62- Rozendal en Gulden Vlieslaan (gronden stad Brugge en aanpalende gronden erven Lantsoght) waarop een saneringsoperatie wenselijk is die toch ruimte biedt aan inbreiding en de aanwezig waardevolle openruimte (tuin familie Lantsoght) beschermt en opwaardeert tot een groene drager in dit project.
Van alle sites werd nu een fiche opgemaakt die op voorhand de mogelijkheden en beperkingen vastlegt. Als schepen van Ruimtelijke Ordening ben ik tevens voorstander om de tuinen open te stellen overdag of tijdens het weekend. Een andere evolutie is ook het kweken van verse groenten en kruiden, iets waar onze gastronomische stad zich zou kunnen op profileren.
Hierbij dient uitgegaan te worden van de basiscriteria voor ontwikkeling van binnengronden die telkens opnieuw als randvoorwaarden worden meegegeven aan initiatiefnemers.
In het verleden werden reeds tal van binnengronden ontwikkeld op basis van die criteria :
Bij de ontsluiting van binnengronden met bedoeling deze bouwrijp te maken, worden een aantal stedenbouwkundige randvoorwaarden vooropgesteld waaraan de projecten moeten beantwoorden.
- De binnengronden moeten voldoende ruim zijn om een volwaardig project uit te werken.
- Waardevolle binnengronden door hetzij de aanwezigheid van waardevolle hoogstammige bomen, hetzij door hun specifieke aanleg zoals moestuin, siertuin, boomgaard, komen a priori niet in aanmerking voor ontsluiting en ontwikkeling.
- Inbreidingsprojecten worden in de eerste plaats ontwikkeld op binnengronden die een historisch bebouwd of benut karakter hebben (bedrijfsgebouw of –gebruik, stapelplaatsen, parkings, …) en waarbij het gebouw, de functie, in aanmerking komt voor vervanging.
- De geplande bebouwing op de binnengronden moet een uitgesproken stedelijk karakter hebben, mag geen aanleiding geven tot cité-vorming en moet aansluiting vinden op de woonomgeving en sociale context.
- De nieuwe straatprofielen moeten volwaardig aansluiten op de bestaande stedelijke structuren door aansluiting op de bestaande straatwanden, zodat een stedelijk profiel ontstaat met gesloten perspectieven.
- Ook de ontsluiting voor het verkeer moet volwaardig uitgewerkt worden, zodat geen breuk ontstaat met de bestaande verkeersstructuren en patronen (min. 2-zijdige ontsluiting)
- Publieke toegankelijke delen zoals rijweg, voetpaden, parkeerplaatsen en speelruimte worden overgenomen in het openbaar domein van de Stad. Dit veronderstelt procedures vastlegging rooilijn en overdracht in openbaar domein.
- Door zijn aanleg en inplanting moet het project de privacy van de aanpalenden respecteren, en voldoende privacy creëren binnen het project zelf .
- De in te planten volumes en de densiteit van de bebouwing mogen deze van de omgevende bebouwing geenszins overschrijden.
10. De eventuele waardevolle landschappelijke elementen op de binnengronden moeten geïntegreerd worden in het project, bv. waardevolle panden op binnengronden, grachten, boomgaarden, hoogstammige bomen enz.
11. Binnen het inbreidingsproject moet ruimte gereserveerd worden voor aanleg van openbaar groen a rato van 1/25 van de totale oppervlakte ingenomen door woningen. Het openbaar groen dient structurerend onderdeel uit te maken van de aanleg van het openbaar domein i.f.v. een sterkere ruimtelijke kwaliteit van het inbreidingsproject.
12. Er moeten voldoende parkeerplaatsen (privatief en/of publiek) gecreëerd worden om te voldoen aan de eigen behoefte binnen het project alsook voor bezoekers.
Indien aan deze randvoorwaarden niet voldaan wordt of niet kan voldaan worden, dan moet worden afgezien van het project tot zich een gunstiger situatie voordoet.
Er moet dus zeer omzichtig en selectief omgesprongen worden met het bouwrijp maken van binnengronden.
Volgende projecten werden in de voorbije jaren uitgevoerd :
1991 2006 | Sentillehof
Inbreidingsproject op braakliggende binnengronden tussen Gentpoortvest 55-56 en Visspaanstraat 29-35. |
Fase 1 : sociale huisvesting :
32 woningen – 31 buurtgarages Fase 2 : 15 woningen |
1992 – 1995 | Duinenabdijstraat
Inbreidingsproject tussen Oliebaan en Potterierei op gronden met voormalige werkplaats en stapelplaatsen |
14 woningen
1 appartementsgebouw met 6 appartementen 6 garages en 2 stelplaatsen. |
1992 1994 | Rijkepijnderproject :
Inbreidingsproject – woningen en kantoorgebouw – op gronden van voormalige brouwerij Aigle Belgica. Gerealiseerd bovenop buurtparkeergarage Verbindingsstraat tussen Carmersstraat en Snaggaardstraat. Afwerkende bebouwing aan Snaggaardstraat, Ropeerdstraat en Elizabeth Zorghestraat (kantoorgebouw) |
30-tal woningen op binnengrond
80 buurtparkeerplaatsen |
1997 | Colletijnenhof
Inbreidingsproject op gronden van voormalig klooster van de Colletijnen (gesloopt) tussen Sulferbergstraat 44; Colletijnenstraat 15 en Minnewaterpark. |
28 woningen
29 gegroepeerde garages |
Conclusie :
Brugge is een groene stad en een fietsstad waar gewoond en gewerkt wordt. De kwaliteit van het wonen wordt gemeten aan de woning zelf, maar vooral aan de omgeving. Groene omgevingen worden enorm gewaardeerd. De vesten rondom onze stad zijn dan ook beschermingswaardig. Een stadslandschap zou een gepast antwoord zijn.