De gemeenteraad keurde, in oktober 2019, het initieel meerjarenplan 2020-2025 goed. Bij de opmaak konden we vele zaken niet voorzien: de coronacrisis, de renteverhogingen, de oorlog in Oekraïne, de hoogste inflatie in 2022 sedert 1975 en ook de energiecrisis. Nu, drie jaar later, is de derde aanpassing van het meerjarenplan af. Als we deze derde aanpassing vergelijken met het initiële plan, is het meer dan ooit duidelijk dat het meerjarenplan een levend en veranderend document is. We moeten de tering naar de nering zetten als we de financiële gezondheid op lange termijn willen vrijwaren. Maar: dit betekent niet dat we afbreuk zullen doen aan de fundamenten van ons beleidsprogramma: we blijven als Stad streven naar een zuinig, efficiënt, maar ook een ambitieus en vooral gezond financieel beleid.
Het spreekt voor zich dat de energiecrisis en inflatie een erg grote impact hebben op het meerjarenplan. Heel wat wijzigingen in de derde aanpassing van het meerjarenplan zijn dan ook (on)rechtstreeks het gevolg van de verhoogde inflatie en de energiecrisis die we bij de opmaak van het initieel meerjarenplan onmogelijk konden voorzien. Daarnaast voelen we nog altijd de nasleep van corona op onze stadsfinanciën, maar beperkter dan de voorbije twee jaar.
Stijgende kosten
In de eerste plaats is er door de loonindexeringen een sterke toename van de personeelskosten bij de Stad. Ondanks dat we 6 miljoen euro bespaarden, hoofdzakelijk via een aanwervingsstop, stijgen de netto personeelskosten met 17,5 miljoen euro t.e.m. de indexeringen in mei 2022. Anderzijds investeert de Stad nog steeds in sociaal beleid. Zo stijgt de tussenkomst in het OCMW met 8 miljoen euro en de hoofddotatie aan Mintus stijgt met 5 miljoen euro. Daar werd ook een analoge oefening gemaakt net als bij de Stad. In BW3 belopen de meerkosten inzake indexatie dus 30,5 miljoen euro.
Daarnaast wordt er ook 1,2 miljoen euro ter beschikking gesteld van de welzijnsverenigingen.
Verder zorgen de vele prijsstijgingen ook voor heel wat prijsherzieningen bij de lopende projecten. Voor gebouwen en lopende meerkosten via contractclausules en stijgende grondstofprijzen belopen deze prijsherzieningen minstens 6,5 miljoen euro.
Uiteraard is ook Stad Brugge niet immuun voor de enorm geëxplodeerde energieprijzen. Er wordt verwacht dat de elektriciteitskosten de volgende twee jaar met 3,4 miljoen euro zullen stijgen en de kosten voor gas met 3,2 miljoen euro.
Nadat de impact van de coronacrisis, die 41 miljoen euro heeft nagelaten, slaat ook de inflatie hard toe. Via deze budgetwijziging moet Stad Brugge dus minimum meer dan 52,4 miljoen euro aan onvoorziene kosten in het meerjarenplan verwerken.
In de vierde budgetwijziging zullen we ook de inflatie van na mei 2022 moeten meenemen. Anderzijds deed Vlaanderen een duit in het zakje door 8,5 miljoen euro te voorzien bovenop de 3,5 procent stijging van het gemeentefonds. Gelukkig kregen we ook nog positief nieuws over een legaat. De extra indexering voor BW4 zullen beide bedragen niet dekken, wat betekent dat BW 4 opnieuw een moeilijke oefening wordt als de inflatiespiraal niet gestopt kan worden.
Evenwicht: besparen op uitgaven en extra inkomsten
Omdat de extra inkomsten de extra uitgaven niet dekken, moesten we actief ingrijpen in het meerjarenplan om het financieel evenwicht te vrijwaren. We verhogen de opcentiemen inzake personenbelasting en onroerende voorheffing niet. Bovendien komen er in andere segmenten geen hogere belastingtarieven. Wat we wel zullen doen is de tarieven indexeren, wat in de reglementen is voorzien.
Hoewel de belastingtarieven nu niet stijgen en ook niet zullen stijgen, zorgt de inflatie er voor dat de inkomsten uit onroerende voorheffing met 23 miljoen euro en de inkomsten uit de aanvullende personenbelasting met 14,5 miljoen euro toenemen over de resterende duur van het meerjarenplan. Vanaf 2023 en 2024 komen deze inkomsten pas binnen.
Door deze extra inkomsten begroot op 37,5 miljoen euro kunnen we een deel van de personeelskosten en energiekosten in Groep Brugge opvangen.
Verder stegen de gebudgetteerde inkomsten uit het gemeentefonds met 1,5 miljoen euro en kon een nieuwe werkingssubsidie ingeschreven worden door de nieuwe tariefmethodologie die de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) vaststelde van 2,6 miljoen euro.
We gaven ook iedere administratie de opdracht om 3 procent van zijn exploitatiebudget te schrappen. Dit leverde een besparing op van 4 miljoen euro. Geen sinecure als alle prijzen stijgen.
Om de impact van de gestegen energieprijzen te beperken namen we ook andere maatregelen, zoals een temperatuurverlaging in de stadsgebouwen tot 19 graden tijdens de werkuren. Daarnaast hielden we ook een sensibiliseringsactie om zo het bewustzijn rond energieverbruik te verhogen bij de personeelsleden. We beslisten intussen ook om de kost van de openbare verlichting te verminderen.
Verder werd op het personeelsbudget 6 miljoen euro bespaard. Dit realiseerden we voornamelijk via een tijdelijke aanwervingsstop tot het eind van 2022.
De Stad besliste wel om de verblijfstaks voor kamerlogies te verhogen: dit van 2,83 euro naar 3,75 euro vanaf 1 januari 2023. Daarnaast worden ook de parkeertarieven en museumtarieven geïndexeerd vanaf 1 januari 2023. De stijgende en geïndexeerde kosten zorgt ook voor een indexaanpassing van 0,5 euro per uur bij het bovengronds parkeren en 0,2 euro per uur bij het ondergronds parkeren. Anderzijds beslisten we om niet te indeseren op het werknemerstarief, het kortparkeren en het bewonerstarief. Ook blijft de Shop & Go- formule behouden, waarbij een uur gratis geparkeerd kan worden.
Investeringen
Ondanks het miljoenenprijskaartje dat verbonden is aan de coronapandemie, de energiecrisis en de hoge inflatie, blijft het de ambitie van Stad Brugge om veel te investeren. De investeringen voor het meerjarenplan 2020-2025 zijn opgelopen tot zo’n 385 miljoen euro t.o.v. 365 miljoen (+5%) in de tweede aanpassing en 306 miljoen (+26%) in het initiële meerjarenplan. In 2020 en 2021 samen werden reeds zo’n 103 miljoen euro aan investeringen gerealiseerd. Voor 2022 tot 2025 plannen we zo’n 282 miljoen aan investeringsuitgaven.
Bekijk de investeringen die de Stad gepland heeft hier
Leningen en tarieven leningen
Dankzij efficiënte allocatie van middelen namen we sinds 2019 geen extra leningen op. De ‘klassieke’ stadsschuld was op het einde van 2021 dan ook historisch laag met 60,7 miljoen euro of zo’n 515 euro per Bruggeling. In 2022 namen we twee leningen op door de verwachte rentestijgingen en gelet op de grote investeringen die lopende zijn en ook nog ingepland staan. Ten opzichte van de tweede aanpassing van het meerjarenplan voorzien we geen extra leningen. Wel hernemen we de niet aangegane lening van 2021. De uitstaande stadsschuld tegen eind 2025 blijft dezelfde als deze die we voorzien hebben in de oorspronkelijke meerjarenplanning.
Brugge blijft financieel gezond
Ondanks de grote (financiële) uitdagingen door de historisch hoge inflatie en de energiecrisis kunnen we ook een dubbel financieel evenwicht voorleggen bij deze aanpassing van het meerjarenplan. Het jaarlijks beschikbaar budgettair resultaat is positief en ook de autofinancieringsmarge is positief eind 2025. Anderzijds kunnen we ook niet blind zijn voor de realiteit en zullen we in 2023 opnieuw geconfronteerd worden met grote uitdagingen . Niet alleen de inflatie, maar ook de energiecrisis heeft en zal een enorme impact blijven hebben op onze stadsfinanciën.
Stad Brugge is en blijft ook financieel gezond. Dit dankzij de inspanningen van de volledige bestuursploeg en de ondersteunende ambtenaren. Dat heeft me als Schepen van Financiën diep geraakt.