Kwart sociale huurders heeft belastbaar inkomen boven 20 000 euro
Eén op de vier van de sociale huurders heeft een netto belastbaar inkomen dat hoger ligt dan 20 000 euro. Dat blijkt uit een parlementaire vraag van Mercedes Van Volcem (Open Vld). Van Volcem pleit voor een bijsturing van het sociaal woonbeleid. Eén op de zes (16,95%) van de sociale huurders heeft zelfs een netto belastbaar inkomen dat hoger ligt dan 23 558 euro, de hoogste inkomenscategorie bij de cijfers. “Een sterkere opvolging van mensen die een sociale huurwoning betrekken moet de wachtlijsten inkorten. Zo kunnen we de mensen helpen die een sociale woning het meest nodig hebben. Er staan immers 75 000 mensen op de wachtlijst.”
Tien procent alleenstaande sociale huurders verdient meer dan 23 558 euro
De inkomensvoorwaarde (maximum inkomen) om een sociale huurwoning te mogen huren voor een alleenstaande zonder handicap is 18.788 euro. Opmerkelijk is dat tien procent alleenstaande huurders zonder handicap een inkomen hebben dat hoger is dan 23558 euro. Concreet verdienen 2372 alleenstaande sociale huurders minstens 4770 euro meer dan de inkomensvoorwaarde. Een aantal sociale huurders heeft dus een inkomen dat ver boven de inkomensvoorwaarde uitstijgt. Eens mensen een sociale huurwoning huren is hun gestegen inkomen enkel van belang bij het berekenen van de huurprijs.
Uit de cijfers blijkt tevens dat 1 op 4 sociale huurders meer dan 20 000 euro netto belastbaar inkomen heeft. “Als de hoogste inkomens op de private markt hun gading kunnen vinden, kunnen we de wachtlijsten drastisch inkorten. Zo helpen we de mensen die het hardst nodig hebben. Mensen die zich verbeterd hebben moeten gestimuleerd worden om te verhuizen. Wie een te grote woning heeft door het vertrek van gezinsleden moeten gestimuleerd worden om te verhuizen naar een kleinere woning. De minister moet ook beter samenwerken met de minister van werk want er is niet alleen een werkloosheidsval maar ook een huisvestingsval.” verduidelijkt Van Volcem.
Naar een echt sociaal beleid
“We moet opkomen voor de mensen die het minste hebben. Zij die worden geholpen met een woning aan een lage huurprijs, moeten ook hun engagement tonen om die in betere tijden weer af te staan. De Vlaamse overheid moet een sociale woning als een instrument beschouwen ter ondersteuning van mensen in nood of met beperkte middelen. Sociaal beleid moet emanciperend werken. Eens men een degelijk inkomen heeft, moet men gestimuleerd worden om te verhuizen. Dan kunnen sociale woningen opnieuw vrijkomen voor mensen die nog op de wachtlijst staan.” stelt Van Volcem.
“In het sociale huisvestingsbeleid moet men tevens meer oog hebben voor het feit dat de samenstelling van een gezin verandert. Dit betekent dat als de kinderen het huis uit zijn, de ouders in een te grote woning overblijven. Deze nemen dus een woning in van andere gezinnen waar de noden hoger zijn. Mits een overgangsperiode zou het uitgedunde gezin dan plaats kunnen maken voor de sociale noden van een ander gezin. Van Volcem vindt het onmenselijk om zij die ook recht hebben op een sociale woning in de kou te laten.
“Mensen wiens inkomen boven de inkomensvoorwaarde gaat moeten gestimuleerd worden om te verhuizen. Een stimuli kan zijn dat de huur niet verhoogd wordt gedurende een bepaalde tijd (vb. 1 jaar) indien er een engagement is om de sociale woning te verlaten. Men kan deze mensen een sociale lening aanbieden een extra gunstig tarief (bodemtarief). Men stimuleert eigendomsverwering én de sociale woning komt vrij voor meer behoevenden.”